Liefde voor het leven

Zes jaar zitten we er al in. Zes jaar leven met kanker in je gezin. Mijn man heeft kanker. Hij heeft de magische vijf jaar ‘overleefd’. We hebben vooral de laatste twee jaar veel gesprekken gehad samen. En met onze kinderen. En die gingen eigenlijk helemaal niet over ‘vechten’ of ‘strijden’ of ‘verzetten’. Die gingen veel vaker over de waarde van het leven zelf. Dat je eigenlijk niet veel anders kunt doen dan op je af te laten komen wat er voor jou in het vat zit. En dat je dan pas echt kunt zien wat leven betekent en hoe je dat kunt invullen. Vanuit een diepe bron van ervaring en beleving. En dat leven eigenlijk niet veel anders is dan in- en uitademen. Iets wat we onbewust doen. Net als het knipperen met je ogen. Of het kloppen van je hart. Daar doen we niets aan, dat is iets wat ons lichaam zelf doet. Stel je voor dat je na zou moeten denken over je hartslag. En dat je het dan een keertje zou vergeten. Dan hield het leven toch echt op.

 

Als je ziekte in je leven krijgt dan zie je pas echt wat leven is. Iemand die ziek is en die bewust is, kan de evolutie en de mutatie van de mens daadwerkelijk observeren vanuit zichzelf. Ziekte zorgt er voor dat je heel bewust naar binnen keert. Niet vanuit bewustzijn, maar vanuit bewustwording. Je gaat daadwerkelijk ervaren hoe je lichaam werkt als je durft te luisteren naar de signalen die het geeft. Maar voordat je daar bent, voordat je die bewustwording tot bewustzijn hebt getransformeerd ga je door een proces met verschillende stadia.

 

Het begint met de schok. De diagnose zelf. Het luisteren naar de boodschap dat je kanker hebt en vervolgens de omzetting daarvan in je hoofd. Het hoofd neemt meteen de leiding. Gedachten, conditionering vanuit het verleden, ervaringen van anderen die de diagnose hebben gehad, het eerste wat er in je hoofd komt is de dood. Angst voor de dood. Angst voor alles wat je te verliezen hebt. Angst voor de toekomst. Angst voor het proces wat je moet ondergaan. Ik ga dood. Dat is wat je hoofd tegen je zegt. “Jij gaat dood”.

 

En jouw lichaam is daar nog helemaal niet. Het staat nog volop in het leven. Maar het hoofd is druk met het afleiden van dat leven en is bezig met de dood. En met het zoeken naar redenen. “Waarom moet mij dit overkomen. Ik heb toch gezond geleefd? Ik heb nog nooit iets gehad, geen ziekenhuis van binnen gezien en nou dit? Waar heb ik dat aan verdiend?”. En ondertussen gaat het lichaam gewoon door. Met leven. Met ademen. Met de hartslag. Alleen het hoofd maakt er een eigen verhaal van. Een verhaal wat vooral is gebaseerd op ervaringen van anderen. En op redenen die er zouden MOETEN zijn. En op de in je hoofd feitelijke situatie dat kanker krijgen dood betekent. Punt.

 

Het hoofd wordt hierin overigens ook verwend door de buitenwereld. Want iedereen is het met het hoofd eens. Het medische circus wat op wordt gestart om te kijken of de ziekte kan worden bevochten, wat er aan kan worden gedaan. En alles is gebaseerd op algemene ervaringen. Geen moment wordt er gekeken naar de persoon zelf. Hoe die in elkaar zit. En dat is toch gek. We hebben allemaal een eigen DNA-profiel, eigen vingerafdrukken, een unieke iris en toch behandelen we ziekte als iets wat een algemene oplossing vraagt. Dus het hoofd krijgt de conditionerende ruimte die het pakt letterlijk op een presenteerblaadje aangereikt.

 

De mensen in de maatschappij doen hetzelfde. Iedereen kijkt naar de ander vanuit de algemene, homogene bril. Terwijl we unieke wezens zijn. En in ons hart weten we dat. Maar toch.

 

Leven is leven. Meer is het niet. Ademen en in het moment zelf zijn. Er is geen toekomst. Er is geen verleden. Ja, er zijn herinneringen. Maar herinneringen zijn gekleurd. Ze zijn subjectief. En ze zijn niet volledig. Niemand kan zich elke seconde van zijn of haar leven herinneren. Dat hoeft ook helemaal niet. We zijn niet hier om te herinneren, maar om in het moment present te zijn. Om in het moment, in het NU te leven. Het lichaam kan namelijk niet anders dan dat. Ons hoofd kan in het verleden en in de toekomst rondwandelen. Maar ons lichaam kan alleen maar in het moment zijn. Op één plek. Waar niemand anders kan zijn.

 

En als je dat zo bekijkt. Vanuit bewustZIJN in plaats van bewustWORDING, dan is de dood ook alleen aanwezig in het NU. Je bent pas dood als je dood bent. Niet daarvoor, niet daarna. En waarom zijn we er dan toch zo bang voor?

 

Mijn man is niet meer bang voor de dood. Hij wil graag leven, maar hij weet ook dat wanneer het moment er komt dat hij moet gaan dat het zo is. Hij heeft berusting gekregen in het leven. En als je berusting krijgt in het leven, dan neem je het leven in de volle teugen. En dat betekent niet dat er geen pijn is. Als je in het leven berust, dan vecht je niet tegen de pijn, dan laat je de pijn zijn. Leven is in het moment. En ieder moment heeft een eigen vingerafdruk. Berusting in het leven geeft zicht op liefde en op overgave. Het zorgt er voor dat je niet meer vlucht, het zorgt er voor dat je elk moment beleeft. In de vorm die er dan gewoon is. Mijn man beschrijft het op een zeer inspirerende manier. Zonder hierin volledig te willen zijn zegt hij: “Ik zie mezelf en ik zie alle mensen om mij heen. Als mieren druk met van alles en nog wat, behalve met daadwerkelijk leven. En ik zit op mijn eigen berg, ik kijk en ik voel me gelukkig. Omdat leven alleen maar NU kan zijn. Er is geen vluchten, er is geen angst, er is geen gevecht als je present bent en in het moment leeft. Er is eigenlijk alleen maar liefde”.

 

Liefde voor het leven.